Zingend werden we ontvangen door een aantal vrijwilligers van palliative care toen we in een klein dorpje aankwamen. Meestal ga ik niet zelf mee op palliative care outreach, maar probeer ik mijn bijdrage te leveren in ons wekelijks teamoverleg. Omdat het nu niet zo druk was in het ziekenhuis lukte het om vandaag mee op pad te gaan met het team. Het was wel weer eens goed om te zien hoe het bij mensen thuis eraan toe gaat.
Zo kwamen we bij een man die al negen jaar op een matras in zijn kamer lag, nadat hij half verlamd was geraakt door tuberculose in zijn rug. “Brengt iemand je af en toe weleens naar buiten?”, vroeg ik hem. “Nee. Nooit.” was zijn reactie. "Uitzichtloos" zouden we dat in Nederland misschien noemen. Het bijzondere was dat deze man helemaal niet klaagde. Hij had geen pijn en hij kon zichzelf op zijn zij rollen. Een jongen die hem verzorgde, zette elke ochtend eten binnen zijn bereik en ging vervolgens naar school. Verder had hij een klein radiootje naast zich en zo kwam hij de dag door. Af en toe werd hij door vrijwilligers in het dorp bezocht. Ik werd daar wel stil van.
Vandaag sprak ik ook een weduwe. Een jaar geleden is haar man overleden. Ze woont nog steeds met haar kinderen in het huis waar ze met haar man woonde, maar wordt er nauwelijks getolereerd. Ze heeft het gevoel dat de familie van haar man haar liever weg zou willen hebben omdat ze dan het land dat ze verbouwt kunnen inpikken en soms proberen ze dat al. In Malawi komt het zogenaamde property grabbing nog steeds voor, ook al is het nu bij wet verboden. Property grabbing houdt in dat de familie van een overleden man de bezittingen die hij heeft achtergelaten komt opeisen van de achtergebleven vrouw. Zelfs haar kinderen kunnen van haar afgenomen worden.
Gelukkig is dit allemaal niet gebeurd in dit gezin, maar nog steeds merk je dat de weduwe weinig rechten heeft. In Malawi is er een systeem dat de armsten een bon krijgen waarmee ze voor heel weinig geld dure kunstmest kunnen kopen. Als je je eigen mais verbouwt kun je niet zonder deze kostbare kunstmest. Hoewel ze toen haar man nog leefde deze bon voor gesubsidieerde kunstmest kreeg, nu stond haar naam niet meer op de lijst. Ze telde niet meer mee.
Van zulke dingen word ik boos. De bijbel staat vol over hoe het recht van weduwen en wezen wordt vertrapt en dat God dat veroordeelt. Hoe kunnen we als kerk of als gemeenschap tegen zulk onrecht ingaan en juist om weduwen en wezen heen staan?
Aan het einde van zo’n dag laat ik alles nog eens passeren. Het waren aangrijpende ontmoetingen. Lijden en onrecht komen heel dichtbij. Om stil van te worden of boos van te worden. Wat zou Jezus doen? En wat kan ik doen?
maandag 24 november 2014
Aangrijpende ontmoetingen
woensdag 22 oktober 2014
Wat is de oorzaak?
“Wat is dan de oorzaak van de te grote lever? Kunt u dat echt niet zien, dokter? Dan zal het wel witchcraft zijn.” Elke dag worden er patiënten naar mij verwezen bij wie ik echo’s moet doen om de oorzaak van hun buikpijn te ontdekken. Echo’s maken is iets dat ik mijzelf een beetje heb aangeleerd en vooral bij zwangere vrouwen is het erg handig om te kunnen scannen. Maar met de kwaliteit van onze echo en beperkte ervaring kan ik helaas bij buikpijn maar heel zelden iets zien met de echo. Dat probeer ik mijn collega’s ook duidelijk te maken. Maar patiënten staan er soms op. Ik worstel een beetje met hoe ik op een goede manier tegen de patiënt moet zeggen dat ik geen duidelijke afwijkingen vind. Als ik niets vind dan is de vervolgstap vaak de traditional healer. Want er moet toch een oorzaak zijn aan te wijzen.
Deze week werd ik gevraagd om bij een patiënt met een vergrote lever een echo te maken. Ik zag wel een vergrote lever, maar kon geen duidelijke andere afwijkingen zien. Omdat onze andere testen ook geen oorzaak gaven konden we hem niet duidelijk vertellen wat er aan de hand was. Deze man had de hoop dat de technologie van ons missie ziekenhuis hem het antwoord kon geven. Helaas faalde de technologie. En nu geloofde hij zelf heel sterk dat het witchcraft was. Ontkennen heeft geen zin. Luisteren heeft meer zin. Maar dan merk ik ook wel dat mijn begrip van zowel de taal als de cultuur van Tumbuka niet toereikend is om deze man echt te begrijpen en met een goede uitleg verder te helpen. Want ook al zou het duidelijk zijn dat hij bijvoorbeeld een tumor had, dan nog zou de vraag zijn ‘waarom’? Sommigen accepteren met een mengeling van lijdzaamheid en vertrouwen dat alles van God komt terwijl andere blijven zoeken naar welk kwaadwillend familielid of buurman deze ziekte heeft laten gebeuren. Een hele ingewikkelde vraag die niet in een paar woorden door mij te beantwoorden is.
dinsdag 23 september 2014
Over BBA, BOH en BBB
Waarom gebruiken we eigenlijk afkortingen? In de medische wereld hebben we er talloze. Sommigen zijn internationaal bekend, zoals DM (diabetes mellitus). Door een afkorting begrijpen we elkaar met weinig woorden. In het ziekenhuis hebben we er een hele rits. Zo hebben we PUD (peptic ulcer disease), PID (pelvic inflammatory disease) VSP (very severe pneumonia, SCD (sickle cell disease) en RTA (road traffic accident). Deze komen allemaal veel voor.
Een nieuwe afkorting voor mij was BBA (born before arrival). Heel geregeld zijn moeders niet op tijd in het ziekenhuis als de baby zich aandient. Soms moeten ze uren lopen. De baby wordt dan letterlijk aan de kant van de weg geboren of soms in een huisje langs de weg. Omdat dit vaak niet hygiënisch is, weten we dat als er een “BBA” binnenkomt, we de moeder en de baby goed in de gaten moeten houden.
Een andere afkorting waar een heel verhaal achter schuilgaat is BOH (bad obstetric history). Als dit in grote letters op een opname formulier staat, dan weet je dat je heel oplettend moet zijn. De moeder is misschien al 4 keer zwanger geweest maar heeft nog niet één levend kind. Ze krijgt extra controles om te zien of alles goed is met haar en de baby. Door de afkorting hoeft ze niet het hele ellendige verhaal te blijven herhalen, maar hebben we aan een half woord genoeg.
Op de mannenafdeling hebben we vandaag zelf een nieuwe afkorting bedacht, namelijk BBB (being beaten in a bar). Bijna elke nacht, zeker in het weekend, hebben we opnames van dronken mannen die vechten in bars. Daders en slachtoffers zijn niet goed van elkaar te onderscheiden en vaak komen ze in groepjes binnen. Er wordt veel te veel gedronken, vaak met noodlottige gevolgen. Bijna wekelijks hebben we een sterfgeval door alcohol. Het is een onderbelicht probleem in een land waarin zoveel problemen zijn. Alcohol maakt veel kapot. Niet alleen voor de mannen, maar vaak voor hun hele gezin. Achter BBB gaat ook vaak een heel verhaal schuil.
vrijdag 12 september 2014
"Hoe zeg je dit in het Engels?" en meer verhalen over nieuw tijdperken
Een nieuw tijdperk in ons gezin
"Hoe zeg je dat in het Engels?" Dat is een vraag die we Ruth de laatste dagen vaak horen stellen. We zijn deze week als gezin een nieuw tijdperk in gegaan nu ook zij naar Wukani - de Engelstalige basisschool in Ekwendeni - gaat. Het huis is stil op dinsdag, donderdag en vrijdag. Als ik die dagen thuiswerk, wordt er niet meer op mijn deur geklopt met de vraag: “Papa, kun je een kleurplaat uitprinten?"

Ze keek er al lang naar uit. “Als ik in september groot ben…”. Toen het afgelopen dinsdag zover was, liet ze zich trots in haar uniform fotograferen. Bij school aangekomen mengde ze zich zonder enig probleem tussen de andere kinderen van haar klas bij de dagopening. Ze keek om zich heen en deed vol overgave na hoe de andere kinderen zongen en marcheerden. Waar de andere twee destijds (en nu nog wel…) op hun eerste nieuwe schooldag een traantje lieten, ging zij zonder om te kijken tussen de andere kinderen op een bankje zitten in haar klas. Alsof ze het al jaren deed.
Een nieuw tijdperk voor ons gezin. Ons leven hier lijkt de afgelopen weken vol overgangsmomenten te zitten.
Einde van een tijdperk: laatste Schotse zendingswerker vertrekt
Zo namen we als bijbelkring afgelopen woensdag afscheid van Helen Scott. Zij heeft sinds 2000 meer dan 14 jaar als adjunct-directeur op de middelbare meisjesschool in Ekwendeni gewerkt. Zij was de laatste zendingswerker van de Church of Scotland in Noord-Malawi. In 1875 arriveerden de eerste zendingswerkers van de Schotse kerk in Malawi. Zij stichtten de CCAP Synod of Livingstonia. Sindsdien zijn er onafgebroken zendingswerkers van de Church of Scotland in Ekwendeni (en andere gemeenten van onze kerk) geweest. Het vertrek van Helen markeert dus het einde van een tijdperk.
Ik verbaasde me er een beetje over hoe geruisloos dat ging. Zelf duidde ze het in haar toespraak als een symbool van volwassenheid: de kerk in Malawi kan het werk nu prima zonder hulp uit Europa toen. Maar als je iets meer inside-informatie hebt, weet je dat het niet alleen een kwestie is van de kerk in Malawi die groeit en sterker wordt. Het zegt minstens zoveel over de staat van de kerk in Schotland. Want de realiteit is dat de kerk daar bijna geen (jonge) mensen meer kan vinden die uitgezonden willen worden.
Helens vertrek markeert op een bepaalde manier ook nog het einde van een ander tijdperk: het tijdperk van zendelingen die voor onbepaalde tijd dienen. Zendingswerkers die meer dan tien jaar in het land zijn worden steeds schaarser. Wij zijn met onze bijna zes jaar al oudgedienden. En dan te bedenken dat de zendingswerkers van het eerste uur rustig 45 jaar bleven. Charles Stuart bijvoorbeeld, de eerste Schotse predikant in Ekwendeni (hij ontwierp de kerk), kwam in 1888 als 21-jarige aan en vertrok pas in 1933, toen hij 65 was. Zending was levenswerk.
Nu ik dat zo schrijf, bedenk ik me dat dat nu natuurlijk nog steeds zo is. Alleen geven we dat in deze tijd niet meer op één plek vorm.
Een nieuw tijdperk: een nieuwe generatie leiders treedt aan
Op 1 september 2014 werd een jonge predikant, Rev. J.J. Gondwe, tot nieuwe voorzitter van de Synode verkozen. Dat gebeurde zoals altijd aan het einde van de tweejaarlijkse Synode-vergadering. Hoewel officieel vantevoren mensen zich niet kandidaat kunnen stellen (of gesteld kunnen worden), wordt er tijdens de synode in de wandelgangen natuurlijk al driftig gespeculeerd over en gelobbyd voor bepaalde personen. Zijn naam was wel genoemd, maar toch was zijn verkiezing (met zeer duidelijke meerderheid van stemmen) min of meer een verrassing.

Ik ken Rev. Gondwe goed, want ik werk nauw met hem samen in de taskforce Spiritual Health en bij het opzetten van de muziekschool voor de jeugd. Bovendien woont hij bij ons in de straat en spelen zijn kinderen af en toe bij ons. Hij was zichtbaar overweldigd dat de keus op hem was gevallen. Toen ik hem na afloop sprak, was het eerste wat hij zei: “Bid voor mij in deze nieuwe verantwoordelijkheid”.
Voor velen voelt deze verkiezing als een kleine revolutie. Tenminste zo beluister ik het uit de reacties na afloop. Deze verkiezing lijkt een overgang in te luiden naar een nieuwe generatie predikanten om de hoogste leiderschapsposities in de kerk in te gaan nemen. De komende verkiezingen in 2016 zullen nog spannender worden dan andere jaren.
Meer nog dan wie op welke plek terecht zal komen, benieuwd het mij of het de nieuwe generatie kerkleiders zal lukken een nieuwe, eigen stijl van leiderschap neer te zetten. Ik voel me bevoorrecht dat ik daarover met hen kan meedenken en meebidden.
Een nieuw tijdperk: opvolger benoemd
Tijdens de synodevergadering gebeurde nog iets bijzonders: Rev. Glad Kumwenda werd benoemd tot mijn beoogd opvolger. Hij was er zelf niet bij omdat hij in Nederland was met de Malawiaanse delegatie die aanwezig was bij de GZB-dag.

Het is een bijzondere benoeming, omdat het voor onze kerk een hele (financiële) stap is om een nieuwe formatieplaats te creëren en een predikant fulltime vrij te maken voor dit werk. Het laat zien dat de kerk er belang aan het hecht iemand volledig verantwoordelijk te maken voor strategie, visie en beleid en het leidinggeven aan de uitvoering daarvan. Dat is bijzonder omdat die positie voor mijn komst nog niet eens bestond. Ik ben dan ook erg dankbaar dat de benoeming nu een feit is.
Rev. Kumwenda behoort tot dezelfde generatie predikanten als Rev. Gondwe die Synode-voorzitter is geworden. Ik ken hem al heel wat jaren van de taskforce die gemeenten traint in visie en beleid. Ik heb hem ook een aantal malen bezocht in de gemeenten die hij de afgelopen jaren diende. Ik kijk ernaar uit om nu nog nauwer met hem samen te werken. Hij gaat per 1 januari 2015 aan de slag, maar al de komende tijd gaan we ons buigen over een verdeling van de taken en over een opleidingsprogramma.
Zo begint ook in mijn werk een nieuw tijdperk: één waarin overdracht meer en meer centraal zal komen te staan.
vrijdag 8 augustus 2014
Nazorg na een maternal death: gesprekken, melk en een audit
“Monire, mwafumbanana….” Uitgebreid beginnen we met groeten en ons voorstellen. Wij zijn met ons vieren: De administrator, de hoofdverpleegkundige, een clinical officer en ik. Zij zijn met ongeveer twintig mensen. In het begin is de atmosfeer gespannen. Daarna slaat het om naar begrip en uiten van verdriet.
Ik was verbijsterd toen een moeder na een ruggenprik een hartstilstand kreeg en onder mijn handen overleed. De eerste maternal death van dit jaar in ons ziekenhuis. Het overlijden van een verder gezonde moeder is vreselijk. Terwijl de anaesthesist reanimeerde heb ik snel nog een keizersnee gedaan en gelukkig leefde het babietje nog.
De dag erna kwam een hele vertegenwoordiging van de familie van de vader naar Ekwendeni om met ons te praten. Een warme gemeenschap die echt begaan was met het lot van het babietje en de vader. Zij moesten zich op hun beurt naar de familie van de overleden moeder verantwoorden. Het viel mij op dat het gesprek via een strak protocol verliep. In Nederland zouden we het anders doen, maar het was goed om te zien hoe bepaalde gebruiken hun waarde hebben. Dit protocol gaf richting en houvast aan het gesprek. De village head man deed namens hen grotendeels het woord. Nadat we uitgebreid hadden uitgelegd wat er was gebeurd en zij vragen hadden kunnen stellen, vroegen ze om hulp in de verzorging van het babietje. Het was mooi dat we met een gulle donatie voor kunstmelk die we recent hadden ontvangen de familie in ieder geval met de voeding op weg konden helpen. We merkten dat zo’n gesprek voor zowel ons als de familie goed was. Zij bedankten ons aan het eind. Daarna sloten we samen met gebed af.
De week erna houden we een maternal death audit. Met staff van verschillende afdelingen, zowel medisch als administratief kijken we uitgebreid naar factoren die mee zouden kunnen hebben gespeeld bij het overlijden van deze moeder. Daarmee hopen we zo’n situatie in de toekomst te voorkomen.
vrijdag 13 juni 2014
‘Je staat er niet alleen voor’
Het geluid zwelt aan. Even weet ik niet wat het is. Is het huilen, roepen of iets anders? Ik kijk even op de gang. Het zijn een aantal mensen die aan het zingen zijn. Op dit moment hebben we verschillende hele zieke mensen op de afdeling liggen. Een koor van de vrouwenvereniging komt hen opbeuren en met hen zingen en bidden. En inderdaad voelt één van de patiënten zich na dat bezoek veel beter. Ze begint mee te zingen.
Toch wel mooi hoe het geneeskunde bedrijven met onze ‘wetenschappelijke’ kennis en vaardigheden hand in hand gaan met zingen, gebed en ziekenbezoek. Juist daarvan knappen mensen ook op.
Overigens krijgen veel patiënten tijdens hun opname ook bezoek van mensen die proberen met kruiden en tatoeages aangedane lichaamsdelen te behandelen. Bij zeker de helft van de opgenomen mensen zien we oude of verse inkervingen in de huid. Hoe meer je daarvan ziet, hoe chronischer de ziekte….
Deze maanden ben ik tijdelijk weer de enige arts in het ziekenhuis. Gelukkig hebben we wel een groep van ervaren clinical officers. Rondom ingewikkelde patiënten proberen we zoveel mogelijk beslissingen als team te nemen. Zolang de clinical officers niet allemaal tegelijkertijd hun vrije dagen opnemen of op cursus gaan (wat heel geregeld gebeurt), gaat het goed. Maar soms is de druk wel hoog. Bijvoorbeeld de beslissing of een kraamvrouw die koorts blijft houden na een keizersnee opnieuw geopereerd moet worden. Of dat een hele zieke patiënt met HIV ook nog een tuberculose behandeling moet krijgen, zonder dat daar overtuigend bewijs voor is. Of welke medicijnen gegeven moeten worden aan iemand met een combinatie van HIV, suikerziekte, hoge bloeddruk en een knieontsteking. Of om te beslissen en te vertellen aan een vrouw van 25 jaar dat de zwellingen in haar buik niet meer te opereren zijn.
Dan is het ook voor mijzelf bemoedigend als er opeens in de gang en in de kamers bezoekers komen bidden en bemoedigen. Een soort knipoog van ‘je staat er niet alleen voor’.
Een paar keer per week beginnen we als staff en patiënten de dag met zingen, bijbellezen en gebed. | |
Teamwork. |
dinsdag 6 mei 2014
“Ik vónd het geen goed idee. Ik vínd het geen goed idee. Ik zal het nóóit een goed idee vinden.”
“Ik vónd het geen goed idee. Ik vínd het geen goed idee. Ik zal het nóóit een goed idee vinden.” Naast mij trekt George Mkamanga flink van leer. Hij is commissaris van politie geweest en dat merk je nog steeds. Uitgesproken. Recht door zee. Geen blad voor zijn mond.
Vandaag vergaderde ik de hele dag mee met een taakgroep van 7 mensen die zich sinds februari dit jaar buigt over allerlei vraagstukken die te maken hebben met de organisatie van de kerk. Als meneer Mkamanga het woord neemt, gaat het over de vraag of de voorzitter van de synode een voltijdse (betaalde) functie op het synode-kantoor moeten worden. Mkamanga voorziet dat dat een voortdurende machtstrijd gaat opleveren tussen de synode-scriba en de synode-voorzitter: twee kapiteins op het schip is vragen om problemen. Maar anderen vinden dat de taak van de synode-voorzitter als geestelijke vader van de kerk te veelomvattend is geworden om ‘erbij’ te doen. Hij zit immers niet alleen maar synode-vergadering voor, maar verleent ook pastorale zorg aan predikanten en vertegenwoordigt ook de kerk in den lande. Al pratend zoeken we naar adequate modellen om de rol van de voorzitter het beste te duiden: is hij “premier” of “kamervoorzitter” of “president” of “geestelijk vader” of misschien zelfs “bisschop”? De meningen zijn verdeeld.
De CCAP Synod of Livingstonia is hard gegroeid. De manier van organiseren die in de jaren tachtig heel effectief was, kraakt nu in zijn jasje. Een voorbeeld: in 1980 had onze kerk 3 classes, nu 25. In de beginjaren ontstond het gebruik dat elk jaar alle synode-afdelingen (jeugdwerk, evangelisatie, onderwijs, etc.) de classis-vergaderingen bezochten om de voortgang van hun werk toe te lichten. Waar dat in 1980 neerkwam op 3 bezoeken per jaar, zijn dat er nu 25. En we praten dan niet over een bezoek van een uurtje, maar 25 hele dagen op pad. Dat is wel veel op een jaar. We vragen ons dan ook hardop af: is het nog wel nodig? En als het nodig is, kunnen we het dan niet op een andere manier organiseren?
Ik vind het boeiend om bezig te zijn met deze kerkordelijke aangelegenheden. Hoe passen we de structuren van de kerk zo aan dat ze passen bij wat anno 2014 nodig is voor een veel grotere kerk die steeds meer stadsgemeenten krijgt en die naar verwachting tussen nu en 2030 ook nog eens bijna zal verdubbelen in aantal? Achter de van buitenaf gezien ‘technische’ discussies schuilen fundamentele vragen over gemeenschap-zijn, bijbelse principes van leiderschap en verdeling van macht en gezag. En bovenal hoe je ervoor zorgt dat de structuren uiteindelijk de gemeenten helpen om steeds meer mensen te bereiken met het evangelie, met pastorale zorg en praktische hulp.
En bovendien is het niet alleen inhoudelijk boeiend. Het zijn ook boeiende mensen met wie ik samen mag werken. Het is een groep vol levenswijsheid, prachtige verhalen en humor. En daarbij ook heel toegewijd: aan het eind van 7 uur vergaderen concluderen we dat er een tandje bij moet om in augustus aan de Synode een afgerond en doortimmerd verhaal te presenteren. “Als dat zo is, moeten we volgende week weer een hele dag inplannen.”
En dat doen ze dan gewoon, te midden van hun vele andere verantwoordelijkheden: de universiteitsbestuurder, de plaatsvervangend directeur van de onderwijs-afdeling van de kerk, de voormalig Synode-scriba (die ook nog druk campagne voert om op 20 mei gemeenteraadslid te worden en daarna – via het getrapte systeem hier – misschien zelfs burgemeester van Mzuzu), de gepensioneerde manager van het ministerie van onderwijs (die ook voorzitter is van de ‘commissie voor kerkbalans’ van de grootste gemeente van Mzuzu), de gepensioneeerde politiecommissaris (die ook scriba is in zijn gemeente), de directeur van het instituut voor theologische vorming, de jonge gemeentepredikant van één van de grotere gemeenten aan het meer. Dr. Mlenga, Mrs. Gausi, Rev. Dr. Mazunda, Mrs. Mkandawire, Mr. Mkamanga, Rev. Kapombe, Rev. Chirwa, ik voel me bevoorrecht met hen te mogen werken.