donderdag 28 januari 2010

“Can u sagest aname of my son ?”

“Can u sagest aname of my son ?” Dat sms-je kreeg ik een week of anderhalf geleden. Het berichtje kwam van Richard Chiumia, iemand die we afgelopen tijd geholpen hebben om een bedrijfje op te bouwen. Op tweede kerstdag was zijn tweede kind geboren en nu vroeg hij mij of ik het een naam wilde geven.

Wat doe je dan? En hoe “werkt” dat, cultureel gezien? Wat wordt er verwacht?

Ik heb het nagevraagd bij wat andere Malawianen. Het is hier gebruikelijk om iemand te vragen om een naam te geven. Een beetje vergelijkbaar met ons Nederlandse gebruik om te vernoemen. Maar in plaats van dat je zelf kiest om te vernoemen naar opa, vraag je opa om een naam te geven. Dat kan natuurlijk zijn eigen naam zijn, maar het hoeft niet. Meestal wordt voor het eerste kind de opa van de vaderskant gevraagd, voor het tweede kind één van de oma’s. Dat is traditie, maar net als bij het Nederlandse vernoemen gaan de jongere generaties daar flexibeler mee om.

Maar hoe werkt het naamgeven zelf? Vast niet even een naam terug-sms-en. Navraag leerde dat in ruil voor de eer van het een naam mogen geven, een kleine bijdrage aan de feestvreugde verwacht wordt van de naamgever. Dat kan geld zijn, maar mag ook een cadeau zijn.

Zaterdagmiddag zijn we dus op kraamvisite gegaan. Wandelend met Thomas en Marije. We werden hartelijk ontvangen. Eénmaal binnen realiseerde ik me dat ik niet helemaal genoeg had doorgevraagd vantevoren want ik had geen idee van het ritueel dat bij naamgeving hoort. Dus zaten we even allemaal naar elkaar te kijken. Wat nu? Wie moet wat doen?

Nou ja, dan maar gewoon doen wat me gepast lijkt, bedacht ik me. Toen ik de baby in mijn armen kreeg, heb ik het voor het eerst bij zijn naam genoemd “Moses”. Daarna hebben we met elkaar voor hem gebeden. Een bijzondere ervaring.

De naam Moses leek wel in de smaak te vallen. Volgens Richard was die naam “in high demand”. Dat wisten we niet: we wilden graag een bijbelse naam geven en Moses leek ons wel gepast: een goed voorbeeld en ook nog eens in Afrika geboren. Moses’ zus heet Rachel, ook een bijbelse naam. Dus dat paste goed – onverwacht want we wisten haar naam niet vantevoren.

Een mooie ervaring. Tegelijk ook een ervaring waarin je je weer eens realiseert hoeveel culturele gebruiken en etiquette we nog niet kennen. Het is elke keer weer een verrassing in welke situaties je verzeild raakt en hoe je je dan - voorzichtig proberend en goed kijkend naar de reacties van de mensen om je heen - probeert te redden. Never a dull moment.

  image
  Richard met zijn vrouw en hun kinderen Rachel en Moses.
  image
  Naamgeving
  image
  Na afloop nog even kijken bij de groundnuts en de maïs.

donderdag 21 januari 2010

Geven

Het blijft lastig waar je je grens legt. Niet geven is vaak nog moeilijker dan geven. In ieder geval geeft geven een beter gevoel. Maar wat is wijs?

Vorige week was er weer zo’n dag dat er in het ziekenhuis van verschillende kanten een beroep op me werd gedaan. Naast patiënten zien op de afdelingen, moet er ook nog weer geld geregeld worden voor medicijnen. Ik ben overigens bijzonder blij met de hulp van Colinda Bil uit Delft en met Martha Sommers, de Amerikaanse arts (met meer dan tien jaar ervaring in Malawi). Echt een gebedsverhoring.
Maar vervolgens komen er ook nog andere verzoeken op me af zoals dat er geen licht is op een afdeling, dat er geen papier is om op te schrijven. Volgens mij hoort dat niet bij mijn takenpakket, maar als ik er wat van zeg wordt het sneller geregeld, denkt de verpleegkundige (en het is nog zo ook). En verder raakte het bericht dat onze beste clinical officer zijn ontslag heeft genomen me ook echt.

Tussen de middag kwam ik moe thuis. Thomas en Marije renden op me af, wat natuurlijk erg leuk is. Twee minuten later stond er alweer iemand op de stoep om geld voor een uniform en voor kunstmest te vragen. Ik probeerde duidelijk te maken dat ik dat niet ging geven. En sowieso kwam ze op een heel verkeerd moment. Thomas merkte op: “Sommige mensen willen alles van jullie hebben”. Zo voelt dat inderdaad weleens.

Gelukkig zijn er ook veel dagen dat we veel terugkrijgen. De kunst is om het in balans te houden. Morgen gaan we er in ieder geval gezellig een dagje op uit ter ere van Marije’s verjaardag. Zo ‘tanken’ we ook weer een beetje bij.

donderdag 14 januari 2010

Bescheidenheid

Ik ben deze week aan het lezen in het boek The Next Christendom van Philip Jenkins. Een boek dat je blikveld vergroot en daarmee bescheiden maakt.

Het boek beschrijft de trends in de kerk wereldwijd. Het vestigt er de aandacht op dat alleen in het Westen het christendom afkalft. In de rest van de wereld groeit het aantal christenen gestaag of zelfs onstuimig. Natuurlijk was daar tijdens onze zendingsopleiding – met name op All Nations in Engeland – al aandacht voor. Maar het lezen van dit boek scherpt het beeld behoorlijk aan.

Jenkins laat bijvoorbeeld zien dat in de Westerse beeldvorming de omvang en invloed van de christenheid buiten Europa en Amerika altijd grondig is onderschat. Een voorbeeld uit India. Toen in 1500 de Portugese ontdekkingsreiziger Cabral aan land ging in Zuid-India trof hij daar een gemeenschap aan van zo’n 100.000 zogenaamde “Thomas-christenen”. Deze groep was ontstaan uit missiewerk vanuit Perzië en bestond al vele eeuwen. In de loop van de 16e eeuw werden Roomskatholieke missionarissen – met name Jezuïeten – zeer actief met hun zendingswerk in India. Ze werkten aan het hof van de Islamitische Indiase heersers. Ze bleven ruim 200 jaar aanwezig. Toen William Carey – de pionier van het protestantse zendingswerk in India – daar in 1793 aankwam waren er dus al honderdduizenden christenen in India en waren de Roomskatholieken er al 200 jaar actief geweest.

Dit patroon vinden we in vergelijkbare vorm in al die landen waarvan we nu vaak denken dat er tot voor kort nauwelijks christenen waren: China, Japan, en andere Aziatische landen. Jenkins schrijft dan ook – mijns inziens zeer terecht – over de moderne zendingsbeweging die in de 18e eeuw van de grond kwam: “In veel gevallen, zoals in India, China en grote delen van Afrika, werkten christelijke zendingswerkers dus niet in onontgonnen terrein, maar waren ze feitelijk bezig met het heropenen van eeuwenoude en nog steeds bekende mijnen.” (p.42)

Het maakt bescheiden: de christenheid in de rest van de wereld is veel groter dan die in Europa en bovendien is ze al veel ouder dan we geneigd zijn te denken. Misschien iets om aandacht aan te geven in het godsdienstonderwijs in Nederland.

maandag 4 januari 2010

Een moeder sterft onnodig

Ik kom net terug uit het ziekenhuis. Ik werd met spoed geroepen. Helaas te laat. Een in- en in- triest verhaal.

Een moeder beviel thuis van haar 5de kind en verloor veel bloed. Ze werd naar een health centre gebracht. Daar konden ze niet veel doen. De familie is vervolgens de hele dag bezig geweest om transport naar ons ziekenhuis te regelen. Uiteindelijk is dat gelukt. Het kostte hun meer dan een maandsalaris om een auto te huren voor een afstand van 75 kilometer.

Toen ze in het ziekenhuis aankwamen, klopte het hart van de pas bevallen vrouw al niet meer. Tevergeefs heb ik nog een poging gedaan om haar te reanimeren. Haar baby heeft geen moeder meer. We waren er allemaal ontdaan van.

De moedersterfte in Malawi is één van de hoogste ter wereld. En in veel gevallen gaat het om situaties die te voorkomen zijn. Deze vrouw was een tweede vrouw. Kennelijk was het te lastig om haar al een paar weken van te voren naar het ziekenhuis te laten gaan om daar te wachten op de bevalling.

Ook de kwaliteit van zorg in het health centre liet te wensen over. Ze hadden deze mevrouw bijvoorbeeld nog niet eens een infuus (kunnen) geven. En één van de belangrijkste factoren die bijdroegen aan haar overlijden was de vertraging met transport.

We zullen snel een maternal death audit hebben om met verschillende mensen te kijken naar hoe we dit hadden kunnen voorkomen. Ik hoop ook binnenkort met de gezondheids-coördinator van de overheid deze situatie te bespreken. Bijvoorbeeld waarom er in het health centre geen ambulance beschikbaar is. Hopelijk kunnen we er stapje voor stapje zorgen dat dit niet weer een keer gebeurt.