Het is vrijdagavond. Heerlijk dat het weekend is. Vorig weekend had ik dienst, en moest Martijn er nog opuit met de Youth afdeling. Nu genieten we extra van even rust. We kijken terug op een afwisselende week.
Thomas mist Hanne, Pieter en Maria en zoekt nu een ander vriendje. Vanavond, terwijl hij net ons laatste stukje kaas opsmikkelde, riep hij hard dat hij nú naar Nederland wilde. ‘Waarom dan?’ vroegen we. ‘Omdat ik heel erg van grote kazen hou, en hagelslag en een witte bank.’ Marije loopt steeds parmantig rond en wil mij nu ook ‘s morgens wegbrengen. Als ze terug moet stribbelt ze erg tegen...
Een beetje als verrassing kwam er deze week een taaldocente langs van wie we elke dag twee uur les konden krijgen in Chitumbuka. Het leek ons goed om dat te doen om ons taalniveau, met name in het spreken, wat op te krikken. We genoten er weer erg van. De grote stap blijft ´just do it´: met de woorden en grammatica die we kennen daadwerkelijk gesprekken helemaal in Tumbuka te voeren in plaats van naar Engels over te gaan als het lastig wordt (of niet snel genoeg gaat naar onze zin).
Deze laaste weken hadden we genoeg clinical officers. Zij liepen visite op de afdelingen en ik zag met name de ‘moeilijke’ patienten. Leuk om zo bij veel afdelingen betrokken te zijn. Maar soms blijft het ook frustrerend dat je maar weinig kunt doen wat betreft diagnostiek of behandeling.
Wat me deze week erg raakte was een meisje met hondsdolheid. Ze was een aantal weken geleden gebeten door een hond en begon nu vreemd gedrag te vertonen. Even dachten we nog dat ze opknapte op antibiotica en dat het geen hondsdolheid was. Maar jammergenoeg was dat het wel. Woensdagochtend heb ik samen met een clinical officer een tijd bij de moeder met het zieke meisje gezeten en gepraat. Het meisje was erg onrustig en was zichzelf aan het bijten. Vreselijk om te zien. We besloten haar met medicijnen in slaap te houden. Toen ik aan het begin van de middag terugkwam op de afdeling, bleek ze te zijn overleden. Wat een vreselijke ziekte.