Ik kwam om vijf over acht aan. Best op tijd, want de kerkdienst zou om acht uur beginnen. Onderweg had ik nog twee mensen opgepikt. Een man en een vrouw. Aan hun zwart-witte uniformen te zien leden van de mannen- en vrouwenvereniging. De weg ging over prachtige heuvels en dalen. Ik bedacht me dat de fiets die ik pas samen met de predikant had uitgezocht – een cadeau uit Nederland – slechts beperkt zou helpen. “It helps halfway”, bevestigde hij later desgevraagd. Heuvelaf bedoelde hij, want we zagen heel veel fietsers naar boven lopen. Een aardig deel ook onderweg naar onze kerkdienst.
Het zou mijn eerste keer worden. Preken. Ik had de boot lang afgehouden, onder het motto dat ik daar niet voor ben opgeleid. Maar dat argument is hier niet heel indrukwekkend. In de meeste kerkdiensten gaat sowieso geen predikant voor. Daarvan zijn er veel te weinig. De Presbyteriaanse kerk in Noord-Malawi heeft 165 gemeenten, met zo´n 1150 preekplekken (die hier overigens prayerhouses heten) en ongeveer 130 predikanten. In 90% van de diensten gaan dus leken voor. Kortom, dit werd mijn eerste preek. Ik hoefde me niet te bekommeren om de liturgie. Dat zijn hier twee afzonderlijke dingen: één iemand – meestal een ouderling (m/v) – leidt de dienst, een ander (m/v) verzorgt de preek.
Om acht uur was Reverend (Rev.) Jere, mijn gastheer, echter nog in geen velden of wegen te bekennen. De meeste leden van de vrouwenvereniging waren er wel. Die zetten een lied in terwijl ik nog bezig was mijn auto behoedzaam door de nauwe opening tussen twee bomen door te manoeuvreren. Ik werd begroet door leden van de kerkenraad van dit prayer house. We gingen naar de consistorie-ruimte naast de kerkzaal. Daar mocht ik plaats nemen op één van de twee stoelen. De andere was voor de oudste aanwezige. De rest van de mannen vond plek op een paar stevige takken die in een kring op de grond lagen.
Ik werd voorgesteld door mijn mannelijke bijrijder, die zelf een prominent lid van de kerkenraad was. Hij stelde vervolgens de andere leden voor aan mij. Zo gaat dat hier: je introduceert nooit jezelf, je wordt altijd geïntroduceerd door je gastheer. We spraken wat over de gemeente, terwijl we wachtten op de predikant. Een half uur. Een uur. Anderhalf uur. Langzaam aan verdwenen de meeste mannen uit de consistorie-ruimte om een plek te zoeken in de schaduw van bomen.
Ik nam na verloop van tijd de gelegenheid te baat om een paar foto’s te maken. Een beetje beschroomd, maar tijdens de kerkdienst zou ik het zeker niet aandurven. En een paar plaatjes zou zeker de moeite waard zijn om aan Anneke en de kinderen te kunnen laten zien waar ik was geweest.
Want dit was toch wel een unieke plek: Honga prayerhouse in Kapirimtende congregation. Kapirimtende, heuvels van de vrede. Een twee jaar oude gemeente, afgesplitst van een moeder-gemeente in Mzuzu, de hoofdstad van de noordelijke regio. Qua leden aantal niet groot, zo’n 500 leden in totaal misschien, maar qua geografie heel uitgestrekt. Voor deze centrale dienst – waarbij de leden van andere preekplekken ook naar dit prayerhouse komen – zullen sommigen zo’n vier, vijf uur moeten lopen.
Om tien voor tien komt Rev. Jere aan. Hij had de nacht van tevoren bij een gemeentelid in de buurt geslapen, maar was ´s morgens bij een ernstig ziek iemand geroepen. Dat gaat natuurlijk voor.
Ondertussen had de kerkenraad besloten dat we dienst buiten zouden houden. Er werd met boomstammen gesleept en er werd een tafel met een aantal stoelen naar buiten gebracht voor predikant en kerkenraad om op te zitten. Ondertussen stelden wij in de kerkzaal de orde van dienst op. En ik ontmoette mijn vertaler, een onderwijzer op de basisschool in de buurt. Een vriendelijke man. Hij had mijn preek al van Rev. Jere op papier gekregen en had zich dus kunnen voorbereiden. Hij zei dat hij verwachtte dat het geen probleem zou zijn. Al was het de eerste keer voor hem om te vertalen.
Dit was een speciale dienst, niet vanwege mij, maar omdat een aantal vrouwen zouden worden geïnstalleerd als lid van de vrouwenvereniging, een aantal jongeren als lid van de jeugdvereniging en bovendien zou er afscheid worden genomen van de voorzitster van de vrouwenvereniging. Er stonden dan ook twee preken op het programma: één van de scheidende voorzitter, één van mij. Oorspronkelijk waren vijf sprekers ingepland, maar dat leek toch niet zo handig gezien het feit dat we twee uur later dan gepland gingen beginnen.
Rond tien uur begon de dienst met zingen, bidden, installatie van nieuwe leden, drie koren, bijbellezen, een preek, een koor, een lied en vervolgens de schriftlezingen voor mijn preek. Met veel vuur voorgelezen door mijn vertaler.
Ik preekte over het thema “I will be with you”, naar aanleiding van Exodus 3 waar Mozes God ontmoet en wordt uitgezonden om het volk Israël uit Egypte te leiden. Ik had voor dit thema gekozen om de boodschap te kunnen doorgeven dat God trouw is en nabij. Hij is “INE NDINE MWENEUYO WALIKO, IK BEN DIE ERBIJ IS”, zegt de Tumbuka vertaling. In de Afrikaanse traditionele godsdiensten is God vooral de Schepper die zich verder niet teveel met het aardse gewemel bezighoudt. Maar onze God is erbij. Hij zoekt mensen op. Ook als ze – net als Mozes – misschien het gevoel hebben mislukt te zijn in hun grootse poging om de wereld te verbeteren. Hij schakelt mensen in. Gewone mensen. God is niet de God van predikanten en priesters, van kerkenraadsleden en verenigingsvoorzitters. Hij is de God die zich laat ontmoeten bij het hoeden van schapen, bij het bewerken van het land, bij het halen van water. Hij is nabij en gaat met ons mee.
Zonder vertaling zou ik ongeveer vijftien tot twintig minuten nodig hebben gehad. Met vertaling duurde het zeker twee keer zolang. Zeker twee keer zolang, want mijn vertaler maakte er een hele show van. Als ik zei dat Mozes alleen was in de woestijn, marcheerde mijn vertaler een paar meter bij mij vandaan om uit te beelden hoe Mozes alleen door de woestijn zou hebben gelopen. Als ik niet het voor predikers gebruikelijke ‘halleluja’ riep, dan deed hij het wel. Als ik een paar mooie retorische herhalingen had voorbereid, merkte ik dat hij na mijn eerste zin al al mijn synoniemen in zijn vertaling had gebruikt.
Kortom, het was een prachtige ervaring. Misschien moet ik er gewichtiger over schrijven, maar ik schrijf toch gewoon dit. Het is mooi om een stuk van het evangelie te kunnen delen met mede-christenen hier in Malawi. Het is nog mooier om het onder een open hemel te doen, met de zon in je gezicht. Zo ervaar je de diversiteit van de wereldkerk aan den lijve. Zo ervaar je de verbondenheid met die ene God die in Malawi net zo dichtbij is als in Nederland. Die in Malawi net zo erbij is als in Nederland.
Rond een uur of half twee was de dienst afgelopen. Dan napraten en gezamenlijk eten. Nsima (maïspap) met kip en groenten. Met de handen. En daarna rond half drie weer terug langs dezelfde schilderachtige route. Dit keer volle bak met achterin uiteraard nog zakken houtskool, tomaten en andere handel – je moet toch van de gelegenheid gebruik maken dat er een auto is om zoiets makkelijk te vervoeren, nietwaar? Een mooie zondag. We genieten ervan.
1 opmerking:
He Martijn! Dus jij hebt ook je eerste preek gehouden! Voor mij was het afgelopen zondag de eerste keer. Herken veel in je verhaal. Leuk!
HG, Maarten
Een reactie posten